donderdag 27 november 2008

'A Skin Too Few' - Nick Drake als spiegel


Zojuist zag ik de documentaire A Skin Too Few - The Days of Nick Drake. Iemand van de geïnterviewden zei dat het geweldig is dat 'Nick' steeds opnieuw ontdekt wordt door de nieuwe generaties: wie zijn muziek ontdekt, geeft het weer door aan een ander. Dat is waar. Nick Drake werd aan mij doorgegeven door een Duitse neo-hippie die zijn tent opsloeg naast de onze op camping 'Oan 'e Poel' in Terherne. Hij heette Jens en omringde zichzelf met Grolsch beugels. Hij had ook een zoontje bij zich, dat vroeg ging slapen. Als een terughoudende evangelist vertelde hij over Nick Drake. Hij had een bandje bij zich met Five Leaves Left erop. 's Avonds stopten we het bandje in onze ghettoblaster. Wij vonden er niet veel aan. Jens onthulde ons dat we de muziek nu nog niet konden begrijpen; wij waren jong en frivool en te cynisch om geraakt te worden door de lyrische ernst van de Britse singer-songwriter. Jens had net een grote joint gerookt en de muziek was emotioneel nu te heftig voor hem, vertelde hij ons. Hij legde zich naast zijn zoontje te rusten.

Jens kreeg gelijk: na verschillende keren luisteren begon de betovering van Nick Drake's muziek tot ons door te dringen. Het bandje circuleerde als een wisseltrofee tussen ons vieren. De muziek was als een steen die in de vijver van onze ziel werd gegooid en daar onvermoede diepten van gevoelens losmaakte.

'Five Leaves Left' vond ik altijd wel een tikkeltje melodramatisch. Het paste bij de gezwollen melancholie van de adolescentie. Maar soms had ik moeite om het serieus te nemen. Het was in de jaren dat ik niet meer huilen kon. Later ontdekte ik 'Pink Moon', een volwassener album dat magistraal is in zijn lyrische eenvoud. Het is akoestische gitaar en zang op zijn puurst en op zijn best. Het album werd rond middernacht opgenomen in slechts twee sessies van twee uur. Het staat op nummer één van mijn album-top tien, gesteld dat ik zoiets zou hebben.

Nick Drake stierf op 26-jarige leeftijd aan een overdosis amitriptyline, wellicht onopzettelijk. Amitriptyline - 'Triptozol' zoals de merknaam door zijn vader in de documentaire wordt genoemd - is een tricyclisch antidepressivum dat in hogere doseringen al snel giftig voor het hart is.

In de documentaire vertellen vrienden en kennissen van Nick hoe hij in de laatste fase van zijn leven zienderogen achteruit ging. De depressie drukte zwaar op hem. Niets gaf hem nog vreugde. Hij had het gevoel dat alles wat hij had geprobeerd, mislukt was. Zijn voortijdig afgebroken tournee moet daar aan hebben bijgedragen: de schuchtere Nick slaagde er niet in om zijn publiek te laten ophouden met babbelen en echt te laten luisteren.

Een ongelukkige jeugd lijkt Nick bepaald niet te hebben gehad. Wat zijn zus Gabrielle (een prachtige, Britse vrouw) erover vertelt klinkt warm en bijna ideaal: liefhebbende ouders; een creatieve, muzikale moeder die lyrische, poëtische liedjes schreef - Nick is hoorbaar door haar beïnvloed. Waar ging het mis? De grote hoeveelheden cannabis die Nick vanaf zijn studieloze studietijd begon te roken brachten hem in ieder geval danig uit zijn psychische balans. De amitriptyline, die hem had moeten redden, werd hem uiteindelijk fataal.

Het is goed voor mij om biografieën te zien of te lezen van mensen met wie ik mij in enigerlei mate kan identificeren. Nick Drake is voor mij zo'n spiegelfiguur. Zijn muzikale nalatenschap en posthume roem zijn begerenswaardig; zijn tragische levenseinde is dat niet. 'Wat baat het een mens de gehele wereld te winnen en aan zijn ziel schade te lijden?'

Het leven is het leven waard - ik hoop dat ik dat altijd mag blijven zien.

dinsdag 25 november 2008

2



Hij was de man van Visvliet. Hurkend bij de beek had de dooraderde hand van zijn vader hem uit het water geschept: een klein mannetje, met blauw gezicht en urinerend, het piemeltje omhoog wijzend als de waarschuwende vinger van een leraar. Het was winter, 1976. Hij was gevangen. Hij werd meegenomen naar Marum, mee in de stromen van de tijd, naar de duisternis waar de geschiedenis pas echt begint.
Zijn vader dronk – whisky. Zodra hij dromen kon, droomde het toekomstige vissertje over water dat bezit nam van het huis. Het water steeg, het steeg tot aan het dak, maar het mannetje kon niet meer zwemmen. Zijn moeder was vastberaden: zij was het anker van het huis. Zij lachte en beminde en zei ‘theekeutel’ in plaats van ‘theeketel’, zodat de man van Visvliet en zijn zusje erg moesten lachen. Maar als zijn vader thuiskwam werd het lachen gedempt, en zijn moeder was niet langer zijn eigendom.
Hij staarde over het water van de angst en werd opgenomen in de verte van verlangen. Als hij staarde, draaide God aan de lens van zijn wereld. Dan werd zijn blik wazig maar zijn ik scherp. Dan hield de wereld het midden tussen verdwenen en voorbij. En hij droeg een glimlach die vol was van geheimen. Zijn moeder riep hem terug, hem opeisend als een roverhoofdman het pronkstuk van de buit. En hij wist dat hij moest komen. Hij was gevangen in de wereld. Hij moest leren zwemmen in het water van de angst. Maar hij was ook gevangen in de verte van verlangen. Hij werd aangetrokken door het plafond van het heelal. Daarheen zou hij willen varen in een luchtballon. Maar hij moest terugkeren. Dansen kon hij nog niet. Zijn moeder riep hem terug, en hij kwam. Steeds weer.
Vooral als hij alleen was, trok hem de lome leegte met haar zwangere warmte. Hij vestigde dan zijn blik op een punt enige tientallen centimeters vòòr het rooster van de kachel op zijn kamertje. Het duurde dan niet lang of hij zag het rooster als het ware uit zijn lichaam treden en verdubbeld voor zichzelf opdoemen. Dan hoefde hij alleen nog de dubbel van het rooster met zijn blik los te laten, en hij was vrij. Los van de wereld; gevangen in een glimlach vol geheimen. Maar als zijn moeder hem zo zag, dan riep zij hem.