dinsdag 25 november 2008

2



Hij was de man van Visvliet. Hurkend bij de beek had de dooraderde hand van zijn vader hem uit het water geschept: een klein mannetje, met blauw gezicht en urinerend, het piemeltje omhoog wijzend als de waarschuwende vinger van een leraar. Het was winter, 1976. Hij was gevangen. Hij werd meegenomen naar Marum, mee in de stromen van de tijd, naar de duisternis waar de geschiedenis pas echt begint.
Zijn vader dronk – whisky. Zodra hij dromen kon, droomde het toekomstige vissertje over water dat bezit nam van het huis. Het water steeg, het steeg tot aan het dak, maar het mannetje kon niet meer zwemmen. Zijn moeder was vastberaden: zij was het anker van het huis. Zij lachte en beminde en zei ‘theekeutel’ in plaats van ‘theeketel’, zodat de man van Visvliet en zijn zusje erg moesten lachen. Maar als zijn vader thuiskwam werd het lachen gedempt, en zijn moeder was niet langer zijn eigendom.
Hij staarde over het water van de angst en werd opgenomen in de verte van verlangen. Als hij staarde, draaide God aan de lens van zijn wereld. Dan werd zijn blik wazig maar zijn ik scherp. Dan hield de wereld het midden tussen verdwenen en voorbij. En hij droeg een glimlach die vol was van geheimen. Zijn moeder riep hem terug, hem opeisend als een roverhoofdman het pronkstuk van de buit. En hij wist dat hij moest komen. Hij was gevangen in de wereld. Hij moest leren zwemmen in het water van de angst. Maar hij was ook gevangen in de verte van verlangen. Hij werd aangetrokken door het plafond van het heelal. Daarheen zou hij willen varen in een luchtballon. Maar hij moest terugkeren. Dansen kon hij nog niet. Zijn moeder riep hem terug, en hij kwam. Steeds weer.
Vooral als hij alleen was, trok hem de lome leegte met haar zwangere warmte. Hij vestigde dan zijn blik op een punt enige tientallen centimeters vòòr het rooster van de kachel op zijn kamertje. Het duurde dan niet lang of hij zag het rooster als het ware uit zijn lichaam treden en verdubbeld voor zichzelf opdoemen. Dan hoefde hij alleen nog de dubbel van het rooster met zijn blik los te laten, en hij was vrij. Los van de wereld; gevangen in een glimlach vol geheimen. Maar als zijn moeder hem zo zag, dan riep zij hem.

Geen opmerkingen: