zaterdag 26 februari 2011

Het argeloze ravijn

Argeloos
Wandel ik langs het ravijn
Gieren scheren langs de klippen
De lucht betrekt, de zon droomt weg
Met sluiers bloederig
Als een eerste maandstonde

Dan wandel ik over de sterren
Een kosmisch reuzenrad
Het begint te draaien, sneller
Dan ik omhoog kan rennen

En toen bedreef ik de liefde
Met jou, op een trampoline

woensdag 26 januari 2011

Caesar, de dichter en het mannetje

Caetje!


Caesar (vervangende interjectie voor het enigszins blasfemische 'Jezus'), waarom heb ik dit blog eigenlijk?  Als het niet voor quasi-literair geleuter is, waarvoor dan wel?! Ik merk dat de grens tussen dit blog en mijn Docterblog aan het vervagen is. Dat is verschrikkelijk.

Ik ben in ieder geval, om bij mijn laatste post aan te sluiten, alweer voortijdig genezen van mijn hypomanie, al ga ik tot het uiterste om haar ook weer opnieuw op te wekken.

Ik denk dat ik Docterblog meer wil gaan gebruiken voor theologische positie-verkenningen, en dit blog voor het bovengenoemde. Ik moet ook maar weer gedichten gaan schrijven. Op Twitter ben ik er al mee begonnen. Ik was ooit bij een etentje van museumpersoneel inclusief -directeur en een exposerend kunstenaar inclusief aanhang en randpersonages; één van de laatste, een bijziend mannetje dat al bij de receptie in het museum gretig was begonnen met zoveel mogelijk drank achterover slaan, en dat overduidelijk goed raad wist met spiritualiën, zat tegenover mij in het restaurant, en moest van mij, die minder eelt op mijn lever had, aanhoren dat ik een dichter was. Hij vroeg hoeveel gedichten ik geschreven had. Nauwelijks meer dan geen, deelde ik hem mede. Waarop hij mij zeer uitbundig begon uit te lachen. Een dichter die geen gedichten schrijft? Hij hoestte zijn portjes bijna weer uit. En ik moet zeggen, het zette mij wel aan het denken. Dronkemannen spreken ten slotte de waarheid.

vrijdag 21 januari 2011

Hè hè, het werkt

Jarenlang ben ik aan het experimenteren geweest, en nu is het er. De magie, de synergie, de geniale farmacotherapie. Ik heb mijn ideale psychiater gevonden - zijn deskundigheid en vaderlijke behoedzaamheid sluiten goed aan bij mijn briljantheid. Ik heb ondertussen recepten gekregen waar ik ooit alleen maar van dacht te kunnen dromen. Ik heb ook daadwerkelijk gedroomd over een nieuwe psychiater bij wie ik fascinerende pillen kreeg die daadwerkelijk deden wat ik hoopte dat ze zouden doen, namelijk mijn hersenen zodanig tweaken dat ik meer grip op het leven krijg, meer zin, meer plezier. De pillen in mijn droom zijn van een soort en merk dat na wakker worden niet meer valt te reconstrueren, maar dat is ook niet nodig, het gaat erom in de wakende werkelijkheid correlaten en surrogaten te vinden die zich voldoende lenen om geïdealiseerd te worden en dan geëvacueerd uit het moeras van de wegrottende begeerten. Wanneer ik mij dit realiseer, dan besef ik ook dat een technisch farmacologisch relaas hier niet op z'n plaats is. Niemand die dat een ruk interesseert. Anderzijds bestaat er een manier van schrijven waarbij je in de eerste en laatste plaats jezelf probeert te plezieren - wat zou ik willen lezen? What Would Marten Read? WWMR? Een polsbandje met deze inspirerende afkorting is misschien een idee.

Uiteindelijk is alles een verhaal. Leven is lezen, schrijden is schrijven.

Het is Weekend. Ook dat was ooit een verhaal. Een verhaal waarin Het Gebeurde. Een verhaal waarin de tijd en de tijden (en een halve tijd) rondspinnend tot stilstand kwamen, concentrische cirkels vormend rondom de Tabernakel van de Tijd, Het Weekend, en dat elke week opnieuw.
Nu is in dit verhaal de vrijzinnigheid geslopen. Eerst werd het het weekend, toen weekend, toen een uitzichtloze vlakte van seconden, wegtikkend als een tijdbom die alleen kan imploderen.

Volle maan. Dat was ook een goed verhaal. Mijn moeder vertelde me laatst nog (en weer) dat ik als klein ventje niet kon slapen als het volle maan was. Dan stond ik rechtop in m'n bedje uit het raam te wijzen: 'Maan! Maan!'. Ik ben een trotse luna-tic.

Ik heb zin om te roken. Maar niet roken is ook prima. Ik vind het allebei een goed verhaal.

maandag 17 januari 2011

Azijn

De griep heeft mij te pakken. Het grote gierende griepmonster lacht als een nieuwe duivel. Ik ben het ziek zijn zat. Beter zijn was al erg genoeg.

woensdag 5 januari 2011

De naebbende VOC-mentaliteit

Clonazepam. Fantastisch. Van overzee. In Amerika eten ze het gelijk smarties, tegen angst en vrees; hier is het alleen geboekstaafd als anti-epilepticum.

Ik begin weer te geloven in mijn eigen Y.

maandag 3 januari 2011

Y

Jeetje, ik word echt niet gauw verliefd. Eigenlijk ben ik maar heel zelden verliefd geweest. De enige keer dat ik zonder waarschuwing door verliefdheid werd overvallen was er tóch een waarschuwing geweest - een paar jaar tevoren, in een droom. 'Doe het niet', was de boodschap van die droom. Toen ik wakker werd zei ik: 'Yes. Ik ga een vriendin krijgen'. Zo begeerlijk scheen mij toen nog het hebben van een levenspartner. Nu weet ik wel beter. De liefde is een slagveld, vol verminkte gezichten en rondslingerende ledematen.

Ik heb altijd afgegeven op Don Juans, en luisterde vol tintelende afkeuring naar J.J. Cale's promiscue You Got Something ('You don't look / Like my baby / And you don't feel / Quite the same / You don't touch / Quite like my woman / But you got something / I can't explain'). Nu snap ik het rusteloze prototype man beter. De opgejaagde jager die in rook zal opgaan als hij zijn dubbel tegenkomt. Op zoek naar z'n mammie.

vrijdag 4 juni 2010

Het labyrinth van de wanhoop

Al wat ik wezen wilde is mij ontschoten. Nu adem ik zwaar, de lucht is zwanger van onheil, alle voorbereidingen zijn getroffen maar nog draalt de antichrist. Ik weet niet waar hij vandaan moet komen, eerst loerde ik op hem vanuit betonnen bunkers en smalle, al te smalle spelonken; maar allengs ben ik hem minder gaan vrezen, het heeft zo moeten zijn, denk ik dan, er komt een oplossing; de vraag is alleen hoeveel pijn die zal doen. Evangelische christenen geloven over het algemeen in de zogenaamde ‘opname vòòr de Grote Verdrukking’. Dat wil zeggen dat voordat God het mes in de mensheid zet, hij eerst zijn pappenheimers als raketten de hemel in schiet, waar zij ver verheven boven de in bloederige pulp veranderende aarde tot in alle eeuwigheid zullen feestvieren.

Wij worden blootgesteld aan het leven, waaronder inbegrepen de dood. De dood is het eindstation, de dood is de oceaan, de branding, de zoute zeelucht, meeuwen, aangespoelde kwalletjes. De dood is ook een wandelend kadaver, met rollende ogen in zijn rottende oogkassen en een clowneske grimas, doorvreten van maden en stinkend als een omgeploegd vers graf. Zo komt de dood dansend op ons af, en wij dansen maar achteruit, achteruit en achteruit, hopend dat we nimmer zullen struikelen. ‘Asphaleia’. Een Grieks woord voor ‘veiligheid’, dat letterlijk ‘het niet struikelen’ betekent. Veiligheid is een wandeling, een weg, een waarheid. ‘Ik ben de wandeling, de weg en de waarheid.’ Het is moeilijk te wandelen wanneer je niet leeft, alhoewel zombies naar het schijnt graag een poging wagen als het spookuur heeft geslagen.

Persoonlijk hou ik niet zo van wandelen. Het confronteert mij met dat wat geweest is en nooit meer terugkomt. Het me vergapen aan de natuur, de stille droeve schoonheid, de opgeruimde blijheid, de oneindige landerijen van de fantasie. Mijn brein werkt nu anders dan toen ik vijf was, of acht, of tien, of zelfs twaalf, of veertien, of zestien. Het is sindsdien onderworpen geweest aan verschillende psycho-actieve stoffen die het nuchtere bestaan een blijvende nasmaak van inferioriteit hebben gegeven. De landerijen van mijn fantasie zijn verschroeid en er liggen her en der brandende zwarte plastic vuilniszakken.

Ik zou het heden willen besluipen en het met een hamer de genadeslag willen geven. Elk heden schreeuwt erom vermoord te worden. Een heden dat niet sterft, dat is geen heden, dat is een bleke nabootsing van het verleden, of een matige reproductie van de toekomst.

Met Jezus Gezalfde gestorven en opgestaan.
Tekenen en wonderen.
Engelen en demonen.
Antibiotica en hormonen.

‘Verrijs, verrijzenis!’

Zo lukt het me niet om de draad ooit weer op te pakken. Ik vind niet de weg uit het labyrinth van de wanhoop. Mijn bebloede stierekop is afgrijselijk om te zien. Om over mijn genitalien maar te zwijgen.

Ik weet niet meer wat ik aan het doen ben. Niemand kan mijn jammeren sussen. Tevergeefs klaag ik over mijn geliefde, die is weggevlogen als de ochtenddauw, verdwenen als de bittere smaak van de ochtend na het tandenpoetsen.

Nu weet ik het weer. Ik schrijf een brief.