
Het is zoals de Hamer tegen mij zei: 'Je moet proberen minder te zondigen'. Enigszins verontschuldigend lachend zei hij het, als een verkoper die ten langen leste de beschamend hoge prijs van een onverkoopbaar product moet noemen.
Van de evangelische podiums - lage en platte varianten van het ouderwetse preekgestoelte - wordt op fanatieke toon een ander evangelie gepredikt: van vliegensvlugge verlossing en totale triomf over de zonde. De mensen horen het welwillend aan, ja er zijn er genoeg die erdoor in vervoering geraken; maar als de kerken (in werkelijkheid industriepanden, buurthuizen en gymnastieklokalen) leegstromen, worden de broodkruimels van het woord als door raven weggepikt: 'Dominee heeft het weer mooi gezegd', maar mooi doen is lastiger dan mooi praten.
Vandaar het superioriteitsgevoel van de charismatischen, die hun manische bevlogenheid bijna 24 uur per dag weten vast te houden terwijl op de kracht van hun geloof benen aangroeien en tumoren van hun ex-slachtoffers wegrollen als knikkers.
Dan het pragmatische van mijn vriend de Hamer: elke gelaten zonde is er één minder; met elke niet begane zonde komt de hemel een stukje dichter bij de aarde. Het is een negatief van het Joodse levensgevoel, ontsproten aan de calvinistische verdorvenheidsleer. Maar ik zie de Hamer liever zó, dan met verlengde benen en wegrollende tumoren. Het charismatische enthousiasme heeft geen centimeter aan mijn beenlengte toegevoegd, laat staan dat ik voor mijn ongelovige ogen een plotselinge tumor heb mogen zien materialiseren. En in de kater die volgde op mijn charismatische roes, leek zondigen het enige en laatste redmiddel.
Maar nu zie ik in de woorden van de Hamer een ongewilde wijsheid die verwijst naar de aloude woorden van Prediker: 'Wees niet al te rechtvaardig en wees niet al te goddeloos'.
Het manisch-schizofrene 'Zondig dapper!' van Luther lijkt voor mij niet weggelegd.
Ik zal proberen minder te zondigen.