
Een waarlijk neurotische geest is onverwoestbaar. Hij kan alleen zichzelf verwoesten - en zal dat ook doen, uiteindelijk.
Verwoesting kan evenwel een manier zijn van overleven. Jezelf in kleine partjes hakken, als een worm die voortleeft in een veelvoud van zichzelf nadat een kind hem met een schaar in stukjes heeft geknipt.
Komt een worm bij de kapper.
Kapper: 'Hoe had u het gehad willen hebben?'
Worm: 'In stukjes van vijf millimeter.'
Kapper: 'Weet u het zeker?'
Worm: 'Ik ben eenzaam.'
Maar eenzaamheid is niet de reden dat de neurotische geest verknipt is. De neurotische geest wordt verscheurd tussen liefde en haat. Hij is als een rups die nooit een vlinder zal worden. Hij houdt te veel van het blad om het op te kunnen eten. Hij haat het blad te erg om het op te kunnen eten.
En zo blijft hij voor altijd een kleine rups.
Ik schoot overeind. Er was iemand beneden. Een inbreker. Zij bleef slapen, stijf tegen me aangedrukt.
Ik dacht: Misschien gaat hij weg.
Even later hoorde ik zijn voetstappen op de trap. Hij kwam naar boven. Ik verstijfde.
Hij opende de slaapkamerdeur. In het stikkedonker kwam hij op ons af.
In blinde paniek greep ik een mes en stak op hem in tot zijn lichaam niet meer bewoog.
Ik deed het licht aan.
Daar lag mijn levensgezellin, levenloos en verminkt.
Ik wilde haar beschermen.
Ik had haar vermoord.
In blinde razernij greep ik een vork en dreef die in de buik van de inbreker. Terwijl hij kreunend op zijn knieën zakte, draaide ik de vork in zijn buik om. Hij zakte stervend achterover.
Op mijn knieën begon ik te schreeuwen.
Het verdriet kroop door mijn oogkassen naar buiten als maden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten